Trump, familiebedrijven & onwenselijke governance

Gastcolumn

Donald Trump is vanaf nu Washington-insider en zal buiten zijn vertrouwde wereld en zijn familie moeten kijken om te voorkomen dat hij in de volgende ronde als monopolist van een slecht geleid familiebedrijf wordt weggezet, stelt Frank van den Heuvel, werkzaam op het gebied van Public Affairs en toezicht, in een gastcolumn.

‘”Donald Trump is running his campaign like a family business”, schreef The Economist deze zomer. Interessant vanuit governance-perspectief. De auteur bedoelde hiermee dat Donald Trump zich gedraagt als de verkeerde tweede generatie zoon die slordig met bedrijf, geld en reputatie omgaat. Nu is dat misschien niet zo bijzonder omdat in de Verenigde Staten de tweede generatie slechts bij dertig procent van de familiebedrijven succesvol is en dat twaalf procent van de bedrijven op een goede manier de derde generatie haalt. En in veel andere landen is het niet anders. Elke nieuwe generatie moet de legitimatie van de onderneming van pa/ma weer verdienen.

Instorten

Na een succesvolle nominatierace binnen de Republikeinse partij, waar Trump als een slimme marketeer en zakenman feilloos aanvoelde wat de achterban miste en wilde, ging hij de campagne tegen Hillary Clinton in. In de eerste maanden ging het slecht: ruzies, externe medewerkers (niet familieleden) werden ontslagen. De familie neemt het op voor de eerste man, maar het imperium (de polls) stort in. De karakteristieken van een niet goed geleid familiebedrijf dat vasthoudt aan eigen gelijk, verkeerde branding en niet alert acteert. Begin oktober zag het er niet goed uit voor Trump en zijn “familiebedrijf”.

The Clintons

Overigens stond Trump tegenover een ander familiebedrijf in de presidentiële ring: the Clintons. Ook Hillary is een soort van tweede generatie van een familiebedrijf. Met weer heel andere hobbels, missers en positie. Alle publicaties wijzen erop dat Bill en Hillary Clinton al decennia lang als (financieel) koppel optreden. De één steunt steeds de ander en ook gaat het vaak langs de randen van wat maatschappelijk mag of wenselijk is. Oud-presidenten verdienen soms tot 500.000 dollar aan één spreekbeurt. Via oud-president Bill heeft Hillary overal toegang en omgekeerd. Er is een brave foundation voor de goede doelen, maar ook een keihard verdienmodel. Dit verdienmodel genereert geld door spreekbeurten te houden voor grote banken die Hillary vervolgens weer aanvallen in de campagne en voor dubieuze gezelschappen in landen ver weg. Het moet gezegd: de branding doet het familiebedrijf vaak goed, maar vaak ook weer te goed. Of zoals Trump in de campagne zei: “Het is bij de Clintons altijd mooier dan het kan zijn”. Dus ook dit familiebedrijf verliest de warme touche met de klant.

Oligopolie

Velen vroegen zich af waarom er een keuze was tussen deze twee; was er nou echt niks beters? En dan belanden we in het economisch model van het oligopolie, en nog wel met een beperkte keuze van twee opties en zeer lastige toetredingsmogelijkheden. Dan is de “echte markt” eerlijker, want als twee spelers rondom een bepaald product falen of niet leveren, komt er automatisch een kansrijke uitdager van buiten. En toch kwam een ander fenomeen naar voren. Zeer veel Amerikanen hadden niet het gevoel dat sprake was van een oligopolie, maar van een monopolie. Washington als enige aanbieder gerund door CEO Clinton. En dan blijkt zich achter de schermen een spel af te spelen dat erg snel kan gaan. Vergelijk het met een bankrun en het overnight laten vallen van een bank (DSB in Nederland), omdat het product, het verhaal, de mensen niet meer vertrouwd worden. Hoeveel ervaring (First Lady, senator, minister van Buitenlandse Zaken) men ook heeft. Sterker, de ervaring wordt gezien als bewijs van het vastgeroeste monopolie. Einde CEO Hillary Clinton.

Monopolist

En misschien is het de les voor veel ondernemingen, familiebedrijf of beursfonds, dat de klant, de consument, de kiezer aan de knoppen zit. En in potentie is het risico voor ondernemingen nog veel groter dan voor een politicus. Een politicus kan maar eens in de vier jaar weggestuurd worden door de kiezer, maar consumenten kunnen banken, energiebedrijven, winkels iedere dag inwisselen voor iets beters. Politici en ondernemingen moeten daarom open staan voor de buitenwereld en scherpte binnen durven halen. Dus ook Trump, vanaf nu Washington-insider, zal buiten zijn vertrouwde wereld, dus ook buiten zijn familie, moeten kijken om te voorkomen dat hij in de volgende ronde als de verkeerde monopolist van een slecht geleid familiebedrijf weggezet wordt en The Economist alsnog gelijk krijgt.’