FD: 'Commissaris, overschat niet je digitale kennis'

Geschreven door Hella Hueck

Wat komt er terecht van digitale transformatie als veel commissarissen en zelfs bestuurders weinig idee hebben van de impact van technologie, en zich daar ook niet echt zorgen over lijken te maken? Valerie Frissen, directeur van SIDN Fonds en zelf ook toezichthouder, ziet nog veel zelfoverschatting aan de top

Valerie Frissen zegt het zoals het is: het is bar en boos gesteld met de digitale kennis van bestuurders en commissarissen. ‘Ik zie dat ze volop bezig zijn met het managen van hun huidige organisatie en de erfenissen van vroeger, maar ruimte om vooruit te kijken is er nauwelijks’, zegt Frissen. Ze is bijzonder hoogleraar digitale technologie en sociale verandering en directeur van het SIDN Fonds, dat geld beschikbaar stelt voor een open en betrouwbaar internet. Frissen is ook een van de onderzoekers achter het rapport 'Nulmeting digitale transformatie in boardrooms in Nederland' dat dit voorjaar is gepubliceerd. Haar bevindingen leveren veel kansen op voor verbetering. ‘Zeker bij semipublieke ­instellingen en de overheid.’

We spreken elkaar in restaurant Choux aan het IJ in Amsterdam, net in de week waar de ene ICT-blunder na de andere naar buiten komt. Bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is de stekker getrokken uit een ICT-project, omdat de verantwoordelijke minister niet verder wil doormodderen. Er was €36 mln begroot; inmiddels zijn de kosten opgelopen tot €65 mln. Dan is er ook nog het drama bij het CBR, het Centraal Bureau Rijvaardigheid, waar duizenden burgers maanden moeten wachten tot hun rijbewijs is verlengd, doordat ICT-systemen falen. Volgens tv-programma Zembla is het project vijf keer zo duur uitgevallen als gepland. En dan is dat project ook nog eens niet klaar. Kosten voor de maatschappij: €34 mln.

Zijn directieleden wel ‘digital’ genoeg om beslissingen te nemen over ICT-projecten?

‘Het belang van digitalisering is doorgedrongen in de bestuurskamer. Maar het wordt nog vooral als bedrijfsvoering gezien. Het vermogen de impact goed in te schatten en daar ook naar te handelen, er strategisch mee om te gaan, dat laat veel te wensen over. En dan komt toch weer het woord “diversiteit” om de hoek kijken. Ik wil niet zeggen dat directieleden hippe millennials moeten zijn. Mensen kunnen ook in een andere sector of functie veel ervaring hebben opgedaan, bijvoorbeeld door eerder bij een bedrijf als Coolblue te hebben gewerkt. Zonder diversiteit binnen het team bestaat het risico dat de directie een zeer traditioneel perspectief op de wereld houdt.’

Kunt u een voorbeeld geven?

‘Ik heb een tijd in de raad van toezicht voor de NPO gezeten. Als ik dan bijvoorbeeld agendeerde dat jongeren een heel ander mediagebruik ontwikkelen en nauwelijks meer tv kijken, keek iedereen me wat meewarig aan. “De kijkcijfers blijven hoog, dus dat loopt kennelijk niet zo’n vaart. Die jongeren worden vanzelf ouder en dan kijken ze wel weer”, zeiden collega’s dan.Door die houding zijn het online- mediagebruik en de snelle opkomst van diensten zoals Netflix echt onderschat. Mijn dochter wilde acht jaar geleden al geen tv meer op haar kamer toen ze ging studeren. Voor de bestuurskamer is eigen ervaring, zélf midden in de wereld willen zitten, cruciaal. Anders ben je niet in staat mee te bewegen met wat er in de samenleving gebeurt.’

Niet alleen de NPO worstelt met diversiteit, ontdekte Frissen toen ze in opdracht van Nederland ICT en Nationaal Register onderzoek deed naar de digitale kennis van directies en commissarissen. Met medeonderzoeker Marcel Thaens, cio van de provincie Noord-Brabant, benaderde ze beursfondsen, middelgrote bedrijven en semipublieke organisaties met vragen over hoe zij omgaan met digitalisering. Aan bod kwamen de nieuwe wereld van privacy, datalekken, cybersecurity en het verantwoord gebruik van kunstmatige intelligentie en algoritmen.

Van de 173 mensen die de enquête hebben ingevuld, is 76% ouder dan 50%, en 72% is man. Frissen: ‘Het clichébeeld dat er vooral oudere mannen in de directie en raad van commissarissen zitten, klopt. Vrouwen en jongeren moet je met een lampje zoeken in de bestuurskamer.’

Wat vond u de opvallendste uitkomsten van uw onderzoek?

‘De zelfoverschatting waaraan commissarissen, zeker in de semipublieke sector, lijken te lijden. Uit het onderzoek blijkt dat 25% van de toezichthouders vindt dat ze voldoende digitale kennis en kunde hebben. Daar is maar 1% van de bestuurders het mee eens, een grote discrepantie. ICT wordt vooral als een operationele zaak gezien en nog te weinig als een strategisch vraagstuk.

Digitalisering heeft alles te maken met je toekomstige verdienmodellen. Het raakt het hart van de organisatie. Het onderwerp zou daarom prominent en regelmatig op de agenda moeten staan bij raden van commissarissen en toezicht. Zij moeten zélf het oordeel kunnen geven of het bestuur wel adequaat omgaat met risico’s en kansen. Maar dat is niet het geval.’

Dit betreft de bestuurders in de private en semipublieke sector. Hoe zou een nulmeting van de digitale kennis van onze landsbestuurders en volksvertegenwoordigers eruitzien?

‘We hebben allemaal gezien hoe weinig kennis de leden van het Amerikaanse Congres hebben toen zij Mark Zuckerberg van Facebook moesten ondervragen naar aanleiding van het grote dataschandaal met Cambridge Analytica (dit campagnebureau verkreeg persoonlijke gegevens van miljoenen Facebook-gebruikers en zette die onder meer in voor de verkiezingscampagne van Donald Trump in 2016, red.).

Ik heb er geen hoge pet van op dat onze Kamerleden wel goed op de hoogte zijn van technologische ontwikkelingen en het vermogen hebben daar goed op in te spelen. Dat kan echt wel beter, goede uitzonderingen daargelaten. Het zijn natuurlijk ook bijna allemaal alfa’s. Al ben ik dat zelf ook.’

Frissen moet zelf lachen om de constatering. Toch stoort ze zich aan het hollen-of-stilstaanbeleid dat uit kennisgebrek voortvloeit. ‘De slinger slaat dan weer helemaal naar links en dan weer helemaal naar rechts uit. Jarenlang gingen delegaties uit politiek en bedrijfsleven ademloos en kritiekloos naar Silicon Valley. Terwijl je als bestuurder ervoor moet waken dat je terechtkomt in het nauwe perspectief van iets zoals de Singularity University (een organisatie uit Silicon Valley die cursussen organiseert voor het bedrijfsleven over disruptieve technologieën, red.). Daar denkt men met technologie even alle wereldproblemen op te lossen. Nu zijn sociale media en algoritmen ineens allemaal slecht en verderfelijk.

Waar ligt de waarheid?

‘Het zit, zeg ik als wetenschapper, er natuurlijk een beetje tussenin. Ik zou willen pleiten voor een beetje nuchterheid, ook in de berichtgeving over technologie. De laatste tijd zie je bijvoorbeeld doem­scenario’s rond kunstmatige intelligentie de overhand hebben. Terwijl het ons, als we daar goed vorm aan geven, veel economische en maatschappelijke waarde kan opleveren. Zeker in de gezondheidszorg zie ik veel kansen. Dat moeten we niet uit het oog verliezen.’

Als we alle privacyschandalen van de afgelopen jaren zien, blijken bedrijven, en dus hun bestuurders, slecht in staat zich goed te reguleren. Moet er dan toch niet strengere regelgeving komen?

‘In een samenleving is balans heel belangrijk. We hebben gezien wat de nieuwe privacywet, de Algemene verordening gegevensbescherming, heeft betekend: een goeie correctie op de balans tussen zakelijke en maatschappelijke belangen die helemaal zoek was. We waren de afgelopen tijd in het Wilde Westen terechtgekomen. Door die regelgeving zien we bijvoorbeeld nu pas hoeveel datalekken er zijn.

Maar we zijn er nog niet. Dat je met allerlei camera’s, sensoren, drones heel makkelijk en goedkoop data kunt verzamelen, gezichten kunt herkennen, zonder dat daar heldere voorwaarden aan worden verbonden, dat kán niet, maatschappelijk gezien. Vandaar dat Europa niet stilzit, met onder meer strengere concurrentiewetgeving voor Apple, Alphabet, Microsoft, Facebook en Amazon vanuit Brussel. Er loopt een onderzoek naar het businessmodel van Amazon.’

Is regelgeving de enige oplossing?

‘We hebben de techwereld te lang onbekommerd zijn gang laten gaan en nu wordt het tijd voor een beetje opvoeding: rust, reinheid en regelmaat kan geen kwaad. Regelgeving is uiteindelijk niet genoeg. Het moet worden vertaald naar de praktijk en dat betekent dat besturen zelf ook moeten nadenken hoe ze data op een verantwoorde manier kunnen gebruiken. Dit moet onderdeel worden van de corporate governance en cultuur.’

Wat zijn de risico’s voor de samenleving als er in de bestuurskamer niet goed genoeg over de impact van technologie wordt nagedacht?

‘Bedrijven en hun bestuurders hebben een grote verantwoordelijkheid op hun schouders rusten. Er zijn veel angstvisioenen, bijvoorbeeld dat robots al ons werk overnemen. Daar ben ik niet van. Ik maak me er veel meer zorgen over dat big data, de grondstof voor de toepassing van kunstmatige intelligentie, lukraak en slordig wordt ingezet door bedrijven. Dat is veel risicovoller.De digitale en reële wereld zijn steeds meer één geworden. Tien jaar geleden gaf ik studenten op de universiteit de opdracht een dag te proberen geen datasporen achter te laten. Daar ben ik mee opgehouden. Als je je telefoon bij je hebt, als je iets afrekent in de winkel of incheckt bij NS, overal laat je data achter. Je hebt als consument en burger er zelf geen greep meer op en dat geeft mensen een gevoel van onbehagen. Daar zit de verantwoordelijkheid van bedrijven.

Het kost niet zoveel meer om bakken met gegevens op te slaan over mensen, en bedrijven kunnen er vrij makkelijk mee aan de slag. Maar als er fouten in de data zitten, blijven zelflerende systemen die maar reproduceren. Dat kan leiden tot Kafka-achtige toestanden. Dus het allerbelangrijkste is dat je verantwoordelijk en zorgvuldig omgaat met data. Als de datahygiëne van bedrijven op orde is, is er al een heel grote stap gezet.’

Gezien de uitkomsten van uw onderzoek, zijn bedrijven in Nederland er wel serieus genoeg mee bezig?

‘Er is een omslag gaande. Lange tijd was de gedachte dat data de nieuwe olie zijn en je alles maar kunt doen met data. Maar na het Cambridge Analytica-schandaal is het besef gekomen dat verantwoord omgaan met data ook onderdeel is van het verdienmodel. Het is onderwerp van gesprek, maar ik vind het nog wel rudimentair. Het is zeker nog geen doorleefde praktijk.’

Lees hier het hele rapport.

BRON: Het Financieele Dagblad, 19 juni 2019Alle auteursrechten zijn nadrukkelijk voorbehouden aan Het Financieele Dagblad

Lees het artikel op fd.nl