Wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen

Wet- en regelgeving
Geen majeure veranderingen voor bv en nv

Het wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen is naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel richt zich vooral op stichtingen en (coöperatieve) verenigingen en bevat een nadere algemene regeling voor onder meer het bestuursmodel van deze rechtsvormen. Martijn Nolen, Roos Dutilh-van Waaij en Nick Suurmond van Van Doorne concluderen onder meer dat ‘samenvattend gesteld kan worden dat het wetsvoorstel geen majeure veranderingen teweegbrengt voor de bv en de nv’.

De voor bestuurders en commissarissen van stichtingen en (coöperatieve) verenigingen belangrijkste wijzigingen zijn:

  • meer aansprakelijkheids- en ontslagrisico’s;
  • een intensievere taakvervulling in tegenstrijdig-belangsituaties;
  • een wijziging van de werkgeversrol jegens stichtingsbestuurders in ontslagsituaties.

Voor het overige is vooral sprake van een codificatie van reeds bestaande praktijk. De hoofdlijn van de voorstellen is:

1. Taakvervulling bestuurders en commissarissen

Het wetsvoorstel schrijft voor dat bestuurders en commissarissen van alle rechtspersonen zich bij de vervulling van hun taak richten naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. Deze taakstelling is reeds opgenomen in de wet voor bv's en nv's. Ten opzichte van deze huidige formulering is het woord 'organisatie' toegevoegd, omdat niet alle stichtingen en verenigingen een onderneming drijven. In bijzondere sectorwetgeving kan worden bepaald dat bestuurders en commissarissen zich ook moeten richten naar andere belangen.

2. Uniformering aansprakelijkheidstelling bestuurders en commissarissen na faillissement

Ook de regeling voor aansprakelijkstelling van bestuurders en commissarissen door een curator in geval van faillissement, die nu van toepassing is op de bv en de nv, wordt naar het algemene deel van Boek 2 BW verplaatst. Hierdoor gaat deze regeling gelden voor alle rechtspersonen, dus ook voor coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, verenigingen en stichtingen, met inbegrip van (informele) verenigingen en stichtingen die geen onderneming drijven. In geval van faillissement zijn bestuurders en commissarissen van iedere rechtspersoon jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort indien sprake is van onbehoorlijke taakvervulling én aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Indien niet is voldaan aan de zogeheten boekhoud- en publicatieplicht, dan is zonder meer sprake van onbehoorlijke taakvervulling en wordt bovendien aangenomen dat dit het faillissement heeft veroorzaakt, waarmee aansprakelijkheid in beginsel vaststaat. In het wetsvoorstel wordt op dit punt een uitzondering gemaakt voor bestuurders en commissarissen die hun functie onbezoldigd vervullen.

3. Verruiming ontslagmogelijkheid bestuurders en commissarissen van stichting

Het wetsvoorstel bevat een verruiming van de regeling voor het ontslag van een stichtingsbestuurder door de rechter. Een bestuurder kan door de rechter worden ontslagen wegens:

  • verwaarlozing van zijn taak;
  • wegens andere gewichtige redenen;
  • wegens ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden gevergd;
  • wegens het niet of niet behoorlijk voldoen aan een bevel van de voorzieningenrechter.

Eenzelfde regeling geldt voor commissarissen, indien de stichting een raad van commissarissen heeft. Deze ontslagmogelijkheid komt bovenop de bestaande en in de statuten beschreven ontslagmogelijkheden van bestuurders en commissarissen. Het wetsvoorstel gaat niet in op de samenloop van deze bevoegdheid met de publiekrechtelijke bevoegdheid van de overheid tot het geven van een aanwijzing aan pensioenfondsen, woningcorporaties, zorginstellingen en onderwijsorganisaties tot ontslag van hun bestuurders of commissarissen.

4. Uniformering tegenstrijdig-belangregeling

Het wetsvoorstel beoogt de tegenstrijdig-belangregeling zoals die nu geldt voor de bv en de nv – dus dat bestuurders en commissarissen met een tegenstrijdig belang zich onthouden van de beraadslaging en besluitvorming - van toepassing te verklaren op alle rechtspersonen. Indien alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben, neemt de raad van commissarissen het besluit. Bij het ontbreken daarvan neemt de algemene vergadering het besluit, tenzij de statuten anders bepalen. Wanneer alle commissarissen een tegenstrijdig belang hebben, is eveneens de algemene vergadering bevoegd, tenzij ook nu de statuten anders bepalen. Voor de stichting (die immers geen algemene vergadering kent) zal gelden dat indien er geen raad van commissarissen is, het bestuur met een tegenstijdig belang het besluit alsnog neemt mits de overwegingen die ten grondslag liggen aan het besluit schriftelijk worden vastgelegd. Ook nu kunnen de statuten anders bepalen. Heeft de stichting een raad van commissarissen met een tegenstrijdig belang dan geldt ook dat deze bevoegd blijft onder de voorwaarde van schriftelijke vastlegging. Verschillende governancecodes in diverse semipublieke sectoren bevatten een iets anders geformuleerde regeling voor het omgaan met tegenstrijdige belangen. Per code zal moeten worden bezien of aanpassing noodzakelijk is.

5. Geen veroordeling tot herstel arbeidsovereenkomst bij ontslag als bestuurder

Nieuw is dat het wetsvoorstel voor de stichting als gevolg heeft dat een rechter het herstel van de arbeidsovereenkomst niet kan uitspreken. Hierdoor vervalt voor de stichtingsbestuurder de preventieve ontslagtoets, zodat de arbeidsovereenkomst in beginsel zonder voorafgaande toets van het UWV of de rechter kan worden opgezegd. Het effect hiervan is dat direct na besluit tot ontslag van een stichtingsbestuurder in beginsel ook de arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd. Dit uitgangspunt gold al voor bestuurders van (coöperatieve) verenigingen, bv's en nv's.

6. Wettelijke grondslag raad van commissarissen

In het algemene deel van Boek 2 BW wordt een expliciete grondslag opgenomen voor het instellen van een raad van commissarissen. Deze algemene wettelijke regeling ontbreekt nu nog voor stichtingen en verenigingen. Deze toevoeging komt tegemoet aan de reeds bestaande praktijk dat stichtingen en verenigingen toezichthoudende organen instellen en daartoe bijvoorbeeld ook op grond van sectorale wetgeving (zorg, onderwijs, woningcorporaties) verplicht kunnen zijn.

7. Wettelijke grondslag monistisch bestuurssysteem

De mogelijkheid tot het instellen van een one-tier board - waar uitvoerend en niet-uitvoerend bestuurders tezamen één orgaan vormen - wordt expliciet opgenomen in het algemene deel van Boek 2 BW. Ook hier geldt dat er reeds stichtingen en verenigingen zijn met een one-tier board. De mogelijkheid om te kiezen voor de one-tier board staat door de algemene regeling in beginsel open voor alle rechtsvormen.

Extra aandacht voor belangenafweging in semipublieke sector

Het wetsvoorstel schrijft voor dat bestuurders en commissarissen van alle rechtspersonen, ongeacht de rechtsvorm, zich bij de vervulling van hun taak dienen te richten naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. Dit 'rechtspersonenrechtelijke' belang wordt in de regel vooral bepaald door het bestendige succes van de door de rechtspersoon gedreven onderneming of organisatie. De bewuste toevoeging maakt inzichtelijk dat van een bestuurder wordt verlangd dat hij belangen zorgvuldig afweegt. Hij dient immers te kunnen motiveren dat hij zich richt op het belang van de rechtspersoon en de verbonden onderneming. In de semipublieke sector komt soms de vraag op hoe om te gaan met de verhouding tussen het rechtspersonenrechtelijke belang en het publieke of maatschappelijke belang. Die vraag heeft ertoe geleid dat in 2015 voor woningcorporaties in de Woningwet is bepaald dat commissarissen zich bij de vervulling van hun taak óók hebben te richten naar het te behartigen maatschappelijke belang en naar het belang van de betrokken belanghebbenden. De toelichting bij het wetsvoorstel laat de mogelijkheid open dat deze verplichting ook wordt opgenomen in andere bijzondere sectorwetten.

Wat is doorslaggevend?

De vraag bij een dergelijke verruiming is natuurlijk welke van die af te wegen belangen doorslaggevend zijn en of het mogelijk is als bestuurder of commissaris een rangorde van belangen te hanteren. Die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. In elk geval geldt voor iedere bestuurder en commissaris dat uiteindelijk het belang van ‘bestendige of duurzame waardecreatie’ voorop dient te staan. Hieronder vallen aspecten als continuïteit, maar deze norm geeft enige flexibiliteit om ook oog te hebben voor een zekere maatschappelijke inbedding en de belangen van betrokkenen bij de rechtspersoon.

https://www.vandoorne.com/