‘Versoepel dubbeltelling voorzitterschap raad van commissarissen’

Pleidooi Goos Minderman, hoogleraar Public Governance en toezichthouder

De komende maanden heeft de officiële evaluatie plaats van de wet Bestuur en Toezicht, de regeling van het maximum aantal commissariaten. ‘Het terugbrengen van de wegingsfactor naar 1,5 zou in lijn zijn met de bezoldigingsregels’, stelt Goos Minderman, hoogleraar Public Governance en tevens toezichthouder.

De wet bepaalt via een puntensysteem dat men maximaal vijf punten mag verzamelen: een commissariaat telt voor één punt, een voorzitterschap telt voor twee punten. In een al eerder gedaan onderzoek van het Nationaal Register is op deze evaluatie vooruitgelopen. Een groep van 514 toezichthouders en commissarissen hebben hun ervaringen met de wet gedeeld en gaven hun mening over de uitwerking in de praktijk. De overgrote meerderheid heeft één of twee toezichtfuncties en kan zich heel goed vinden in het plafond van vijf. De resultaten gaven ook duidelijk aan dat op enkele onderdelen de norm als te rigide wordt ervaren. Daarmee wordt de kwaliteit van (publieke) dienstverlening mogelijk geschaad. Op één aspect is een versoepeling nodig in de praktijk: de voorzitter.

Cruciale rol

Alle onderzoeken die naar voorzitters zijn gedaan, tonen de cruciale rol aan die de voorzitter speelt binnen de governance van instellingen. De voorzitter bepaalt in hoge mate de ruimte van de toezichthouders, geeft het meest concreet vorm aan de balans tussen toezicht en bestuur en is ook betrokken bij interne en externe stakeholders. De voorzitter is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het toezicht binnen de instelling en kan daarover in externe gremia — inspecties — verantwoording afleggen. Hij of zij voert ook het personeelsbeleid binnen de raad, stimuleert reflectie en deskundigheidsbevordering en leidt het proces van werving en selectie. Hij of zij is verder de spreekbuis van de raad. De eisen aan voorzitters liggen veel hoger dan die aan andere leden van de raad van toezicht.

Veelvreters

Uit het onderzoek blijkt dat raden moeite hebben om goede voorzitters te vinden. Met ongeveer 5000 raden van commissarissen en toezicht lijkt dat geen gewaagde stelling. Men maakt zich zorgen over het beeld dat goede voorzitters te schaars zijn. De puntentelling beperkt het benoemingsproces: men kan door de dubbeltelling slechts twee voorzitterschappen vervullen. Niemand wil natuurlijk terug naar de veelvreters met dertig functies, maar enige souplesse die uitbreiding met één of twee voorzitterschappen mogelijk maakt, kan heel wenselijk zijn als men daarmee de juiste persoon kan binden. De beoordeling daarvan is aan de raad zelf, die duidelijk toetst of iemand echt tijd en energie heeft en bepaalt welke rol, opdracht of missie de voorzitter krijgt.

Factor 1,5

De tijdsbesteding van de voorzitter is ook lang niet altijd het dubbele van die van de gewone leden. Dat hangt weliswaar sterk af van de omstandigheden, maar het blijft een functie waarbij in het bij ons meestal gehanteerde two-tier-systeem afstand van belang is. Als een regulier toezichthouderschap 150 uur per jaar kost (circa twee dagen per maand) dan lijkt een factor 1,5 meer voor de hand te liggen. Let wel: dan is die voorzitter al bijna iedere week met het bedrijf bezig. Het terugbrengen van de wegingsfactor naar 1,5 zou overigens ook in lijn zijn met de bezoldigingsregels. Want daar geldt in de Wet Normering Topinkomens immers ook de factor 1,5 voor de betaling van de voorzitter. Waarom voor 1,5 betaald en 2,0 verwacht?