‘Een accountant kan een vooruitgeschoven post van de rvc zijn’

Interview
Goede relatie cruciaal voor goede governance

Na het vertrek van Ruud Kok als partner heeft PwC in Michael de Ridder een waardig opvolger gevonden als managing partner van het programma Commissarissenontmoetingen. De Ridder pleit voor open contact in het samenspel van accountant en rvc: ‘Een goede relatie met de accountant levert veel meer op dan alleen de managementletter.’

Commissarissenontmoetingen

Michael de Ridder heeft als accountant vele vergaderingen van raden van commissarissen bijgewoond en de ‘boardroom dynamics’ fascineren hem nog steeds. ‘De accountantsverklaring staat op één A4’tje maar daarachter zit een woud van sociale interactie. Hoe opener en oprechter de relatie tussen de accountant en de rvc, hoe hoger de (gepercipieerde) kwaliteit van onze werkzaamheden en ook de toegevoegde waarde van de verklaring.’ Met deze opmerking vat De Ridder samen wat hij geleerd heeft over de kwaliteit van menselijk contact voor zijn werk.

Rug recht houden

Sinds hij in 1996 bij PwC tot partner werd benoemd, werkte De Ridder als eindverantwoordelijk accountant voor onder meer KPN, Randstad, Vopak en TNT. Bij dat laatste bedrijf maakte hij ‘woeste jaren’ mee, waarin hij in 2003 weigerde de jaarrekening te tekenen wegens fiscale onregelmatigheden. ‘In het proces daarnaartoe heb ik wel gemerkt wat het is om je rug recht te houden, eerlijk te zeggen waar het op staat. De maatschappelijke verantwoordelijkheid van het werk van de accountant was toen heel concreet voor mij.’

Vijandigheid, vooroordelen en verhullend taalgebruik

In 2008 kwam hij in de Assurance Board, het bestuur van de accountantspraktijk van PwC Nederland. In 2013 nam hij daar de voorzittershamer over en werd hij lid van de raad van bestuur. Dat een goede accountant meer doet dan de cijfers controleren, ervoer hij niet alleen bij zijn eigen klanten. Hij consulteerde met partners over moeilijke praktijkgevallen en ging soms ook mee naar vergaderingen van de rvc bij klanten waar de relatie met de accountant moeizaam was. Hij observeerde vijandige houdingen, bevooroordeelde standpunten en omzichtig of verhullend taalgebruik.

Interpersoonlijk contact van groot belang

‘In al die gevallen zag je uitvergroot dat interpersoonlijk contact van het grootste belang is voor ons werk’, aldus De Ridder. ‘Wanneer je mensen niet in de ogen kunt kijken en niet open communiceert, komt de governance in gevaar. Transparantie begint bij een eerlijk gesprek. Natuurlijk geldt voor de accountant dat de vaktechnische inhoud op orde moet zijn, maar hoe zorg je vervolgens dat je netjes en geloofwaardig je kritische punten naar voren brengt zonder de relatie te schaden? Deze vaardigheid is wezenlijk voor ons werk. Dat leer je niet uit studieboeken, dat moet je oefenen.’

Tijd maken voor één-op-één-gesprek

Dat oefenen van interactie is volgens De Ridder ook belangrijk voor commissarissen. Transparantie moet van beide kanten komen om waardevol te zijn. Zo beschrijft hij hoe er voorheen nog weleens voorzitters van rvc’s waren die geen tijd wilden maken voor een één-op-één-gesprek met de accountant. ‘Heel onverstandig vind ik dat. Een accountant kan een vooruitgeschoven post zijn van de rvc. Hij of zij heeft beelden bij hoe het in de onderneming loopt en kijkt kritisch naar de kwaliteit van bestuurders en commissarissen. In een optimale governance-situatie wissel je daarover met elkaar van gedachten. Een goede relatie met de accountant levert veel meer op dan alleen de managementletter.’

Zelfontwikkelingsmachine

Aangezien De Ridder zo uitgesproken is over het belang van interpersoonlijk contact voor de kwaliteit van governance, verbaast het niet dat hij toejuicht dat het thema cultuur en gedrag expliciet genoemd wordt in de herziene Corporate Governance Code. ‘Dat het voorheen miste als onderdeel van goed bestuur, was een groot hiaat. Nadat DNB en de AFM het thema al in de praktijk toepasten, is het goed dat de discussie hierover nu extra vaart krijgt.’ Wat De Ridder betreft had de commissie nog een stap verder mogen gaan door best practices of een aanzet voor rapportage-eisen te geven. ‘Nu zijn we voor normen overgeleverd aan een zelfontwikkelingsmachine. En dat gaat vaak te traag.’

Spiegel van buiten

Omdat we met De Ridder spreken over het samenspel met commissarissen, komen we vanzelf op de externe rvc die bij PwC van start ging in mei 2015. Hoe kijkt hij terug op de eerste twee jaar? ‘Het was voor de commissarissen een hele opgave om de organisatie te leren kennen, ook omdat ze, op een paar maanden na, allen tegelijk begonnen. En voor ons als rvb gaf het eveneens een nieuwe dynamiek.’ Zonder op inhoudelijke onderwerpen in te gaan, wil De Ridder zeggen dat er ‘frisse’ vragen worden gesteld. ‘Er komt sneller een spiegel van buiten voor onze neus en dat is goed.’

Stevige discussies

Ook in de ervaringen met de eigen rvc blijkt volgens De Ridder het belang van een goede relatie. ‘We hebben stevige discussies en er worden kritische onderwerpen aangesneden. Maar dit gebeurt vanuit begrip voor elkaars positie en een grondhouding waarin we allen gebrand zijn op een open en eerlijke verstandhouding. Zo helpt kritisch toezicht onze organisatie vooruit.’

Michael de Ridder, in 1996 tot partner benoemd binnen de Assurance praktijk van PwC, is gespecialiseerd in dienstverlening aan (internationale) beursgenoteerde ondernemingen. In 2008 is hij toegetreden tot de Assurance board waarin hij van 2013-2016 de rol van voorzitter bekleedde als lid van de raad van bestuur. Na een roulatie binnen de raad van bestuur is hij in oktober 2016 benoemd als CFO/COO van PwC Nederland.

Daarnaast is De Ridder onder meer voorzitter van de vakgroep OPAK (Overleg Platform Accountants Kantoren) van de NBA, penningmeester van de Foundation for Auditing Research (FAR), lid van het curatorium van de postdoctorale accountantsopleiding aan de Vrije Universiteit en lid van de Nyenrode New Board Program (NBP) Advisory Council. Verder was hij lid van de NBA-stuurgroep van het rapport ‘In het publiek belang’ (zomer 2014).